Sunday, September 30, 2007

zomaar

uit Parerga und Paralipoma, kleine philosophische Schriften
uitgave: A.W. Hayn, Berlijn 1851

arthur schopenhauer over godsdienst:

[...]Dus pas de leer van Augustinus, die ook door Luther is bekrachtigd, is het volkomen christendom, en niet het 'oerchristendom' zoals tegenwoordig wordt gemeend door de protestanten, die 'openbaring' sensu proprio opvatten en beperken tot één individu - zoals ook niet het zaad eetbaar is, maar de vrucht. Maar het zwakke punt blijft altijd dat zij niet openlijk maar alleen heimelijk allegorisch mogen zijn, en daarom hun leer in alle als sensu propio wáár moeten presenteren, wat vanwege de absurditeiten, die voor allegoriën kenmerkend zijn tot voortdurend bedrog leidt en een groot nadeel van godsdiensten is. Wat nog erger is, op den duur komt aan het licht dat zijn sensu propio helemaal niet waar zijn, en dan gaan ze kapot. In zoverre zou het beter zijn, het allegorische karakter maar direct toe te geven. Maar hoe kan men het volk bijbrengen dat iets tegelijk waar en niet waar kan zijn? Omdat wij evenwel zien dat alle godsdiensten min of meer zo in elkaar zitten, moeten wij toegeven dat de mens in het absurde in zekere zin in zijn element is, en dat bedrog voor hem onmisbaar is - wat op andere terreinen wordt bevestigd.

Een voorbeeld van en een bewijs voor het bovengenoemde oorsprong van het absurde, namelijk de verbinding van het Oude en het Nieuwe Testament, levert ons onder andere de christelijke, door Luthers leidsman Augustinus uitgewerkte leer van predestinatie en genade. Volgens deze leer krijgt de een wél en de ander niet het voorrecht van de genade, die neerkomt op een kant en klaar bij de geboorte meegekregen privilege, en wel in de allerbelangrijkste aangelegenheid. Het ergerlijke en absurde hiervan komt alleen voort uit de oudtestamentische vooronderstelling dat de mens het produkt is van een vreemde wil en door deze uit niets tot zijn aanzien is geroepen. Maar in aanmerking genomen dat morele superioriteit in werkelijkheid is aangeboren, wordt de zaak totaal anders en veel zinvoller bij de brahmaanse en boedistische vooronderstelling van de zielsverhuizing. Wat iemand bij zijn geboorte uit een andere wereld en een ander leven aan voorrechten meebrengt, is volgens die leer niet de genadegave van een ander, maar de vrucht van zijn eigen daden in die andere wereld. Aan dat dogma van Augustinus is nog een ander dogma gekoppeld, namelijk dat uit de goddeloze en dus aan de eeuwige verdoemenis ten prooi gevallen massa maar weing mensen door de uitverkiezing en de predestinatie rechtvaardig worden bevonden en dus zalig worden, terwijl de anderen de welverdiende verdoemenis, dus de eeuwige hellepijn ten deel valt. Sensu prio opgevat wordt het dogma hier weerzinwekkend. Want het laat niet alleen de misstappen of zelfs het ongeloof van een vaak nauwelijks twintigjarige leven boeten met nooit eindigende helse straffen, maar bovendien is deze bijna algehele verdoemenis eigenlijk het gevolg van de erfzonde, en dus het noodzakelijk gevolg van de eerste zondeval. En deze had in elk geval voorzien moeten worden door hem die de mensen om te beginnen niet beter heeft geschapen dan ze zijn, en dan ook nog een val heeft opgezet waarvan hij wist dat ze erin zouden lopen, omdat immers alles zijn werk is en niets voor hem verborgen blijft. Dan zou hij dus een zwak, aan de zonde onderworpen geslacht uit het niets tot aanzijn hebben geroepen om het daarna over te leveren aan een kwelling zonder einde. Er komt tenslotte nog bij dat de god die verdraagzaamheid, vergeving van alle zonden en zelfs liefde voor de vijnand voorschrijft, die dingen zelf niet betracht, maar eerder in het tegendeel vervalt. Want een straf die intreedt bij het einde der dingen, wanneer alles voorbij en voorgoed afgelopen is, kan geen verbetering of afschrikking ten doel hebben: het is alleen maar wraak. Zo gezien schijnt het hele menselijk geslacht inderdaad bestemd te zijn voor de eeuwige verdoemenis, en daarvoor uitdrukkelijk geschapen te zijn - op die paar uitzonderigen na die door uitverkeizing (niemand weet waarom) worden gered. Maar afgezien daarvan lijkt het wel of de lieve Heer de wereld heeft geschapen opdat de duivel haar zou halen; hij had er dan ook beter aan gedaan het achterwege te laten. Zo zit het met dogma's als men ze sensu propio neemt; daarentegen is het nog voor een bevredigende uitleg vatbaar als men ze sensu allegorico opvat.[...]

No comments: